Hoewel het op het eerste gezicht heel eenvoudig lijkt de herkomst van de naam Oldeholtpade te verklaren, blijkt de praktijk het tegendeel te bewijzen. Met het simpele "oude bos pad" kan de zaak beslist niet worden afgedaan.
Pad door het moeras?
Wij moeten ver in de geschiedenis terug wanneer we in een oorkonde uit 1204 voor de eerste maal de naam "Holenpathe" aantreffen waarmee het latere Oldeholtpade wordt bedoeld. De "t" ontbreekt en van "pade" is nog geen sprake. In een latere oorkonde uit 1320 is dat ook nog niet het geval, wanneer daar "Oldeholpat" staat geschreven. Drs. Philomène Bloemhoff-de Bruyn geeft in deel 1 van de "Veldnaemen van Stellingwarf" als verklaring dat het kan zijn dat de "t" er door ‘kopiisten’ in latere tijden aan toe is gevoegd, wellicht onder invloed van de namen die eindigen op "holtwolde". De vervorming van "pathe" naar "pade" zou zich op dezelfde wijze laten verklaren. In het door J. Naarding samengestelde overzicht "Stellingwerver toponiemen" wordt gesteld dat met "Holenpathe" eigenlijk bedoeld zal zijn om juist dat "hole path" (en beslist geen andere) aan te geven. Hetgeen zou moeten worden uitgelegd als "het pad door de laagte". B.J. Dekker schrijft in zijn publikatie "Oost Nederlandse familienamen" over het oude Germaanse woord "pathe", waarmee moeras of laag drassig land wordt aangeduid. In Engeland waar veel Saksen tijdens de Grote Volksverhuizing (350-600 jaar na Christus) zijn neergestreken ligt het dorp Padform. In een akte uit 939 wordt dit beschreven als Pathford, hetgeen zoveel wil zeggen als: voogde, doorwaadbare plaats in het moeras. Op grond van al deze gegevens mag een voorzichtige conclusie worden getrokken en wel dat de naamsverklaring van Oldeholtpade niet in het bos maar in het moeras moet worden gezocht of zoals drs. P.N. Noomen dat in de Prekadastrale Atlas van Weststellingwerf zo treffend heeft samengevat:
De veronderstelling ligt dus voor de hand dat dergelijke namen niet op de zandrug zijn ontstaan, maar uit het rivierdal zijn meegenomen
Eigenlijk zo vreemd nog niet omdat nimmer moet worden vergeten dat eens grote delen van het dorpsgebied door een uitgestrekt moeras waren bedekt met daartussen slechts een verhoudingsgewijs betrekkelijk smalle hoger gelegen zandrug. En dan is het ook zeker dat het gebied tussen de huidige Stellingenweg en de Linde in het verleden regelmatig te kampen had met langdurige overstromingen. Hoewel een sluitende verklaring van de naam eigenlijk nog niet voorhanden ligt, lijkt het zeker geen gemakzucht te zijn wanneer de autochtone bevolking spreekt van : "Hooltpae" of "Oolpae" in plaats van "Hooltpade" wat wel zeker is, is dat zo rond het begin van de 14e eeuw het "Oude of Olde" aan de oude naam werd toegevoegd toen vanuit Holtpade het nieuwe dorp "Nieholtpad" (Nijeholtpade) werd gesticht.
Een blik in het verleden
Wat is er nu mooier om iets te zeggen over het verleden van het dorp dan met het citeren van iemand die met eigen ogen moet hebben gezien hoe het dorp er ruim 200 jaar geleden bij lag. De schrijver van het in 1788 verschenen derde deel van de reeks "Tegenwoordige staat van Friesland" gaf de volgende beschrijving van Oldeholtpade:
Oldeholtpade, ten westen van Nijeholtpade, komt daar mede ten aanzien van grond, landerijen, geboomte en bosschagie overeen, en heeft eene kerk met een spitsen toren, doch hooger en zwaarder dan die van Nijeholtpade en voorzien met twee klokken, een slagwerk en de noodige wijzerplaaten Ook heeft deeze tooren op de hoogte van ‘t muurwerk, daar het spits, dat evenals de Kerk met Leyen gedekt is, een aanvang neemt, een fraaien omgang, van welken men zo aangenaam een gezigt over de velden, bosschen, bouwlanden, enz. heeft, als waarschijnlijk nergens in Friesland is. In t’Noorden loopen de landerijen tot aan de Scheen, of scheiding van Ter Idzerd, zijnde aldaar alle bouwlanden: daarentegen strekken zich dezelve Zuidwaarts uit tot aan de Linde, en zijn tot aan de Buitenweg bouw- en vervolgens meest weid- en hooilanden. In ‘t Zuiden deezes Dorps, niet verre van den Buitenweg, op een heuvelachtigen grond staat een Korenmolen; doch de Kerkbuurt en boerewooningen staan alle aan de Binnenweg uit welken verscheidene lanen naar de Buitenweg loopen, en van daar eene naar den Molen. Tot dit Dorp, behoren 43 stemmen
. Verder schrijft de heer van der Aa in 1846 in zijn "Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden":
Oldeholtpade ligt tusschen bouwlanden , in een schoon boschrijk oord, waarvan waarschijnlijk zijn naam afgeleid is. Men telt er 80 huizen en 410 inwoners, die meest hun bestaan vinden in den landbouw en den veeteelt. In het noorden loopen de landerijen, zijnde bouwlanden, weilanden en bosschen, tot aan de scheen of scheiding van Ter-Idsert. Daarentegen strekken zij zich zuidwaarts uit tot aan de Linde, en zijn tot aan den Buitenweg bouw- en weilanden en vervolgens meest wei- en hooilanden en heideveld, dat gebruikt wordt om heischalen voor de stallen te steken en tot zoden om te branden
.