Lange historie

sinds 1204

Het dorp Oldeholtpade heeft een rijke geschiedenis. In 1204 wordt het dorp voor het eerst genoemd in een akte van de kerk van Steenwijk.

Theodericus, Bisschop van Utrecht, vergunt met toestemming van Hermannus, pastoor van Steenwijk, aan de bewoners van Holenpathe een eigen kapel te hebben. Dit wijst er op dat er toen reeds een hechte buurtschap bestond. Hoeveel jaar precies zal altijd een raadsel blijven. Op deze website vindt u meer informatie over de naam van het ‘Dorp’, de ‘Straatnamen’ en het ‘Landschap’ van Oldeholtpade.. Veel van de historische gegevens zijn ontleend uit het boek ‘Oldeholtpade’. Dit boek is door Geert Lantinga in 1994, op verzoek van Plaatselijk Belang Oldeholtpade, samengesteld. Een groot deel van de historische feiten is afkomstig uit het Eeuwboek. Dit boek is speciaal geschreven voor Oldeholtpade en is in 2000 uitgekomen. Er is al enige tijd een werkgroep aan de slag met het inrichten van een dorpsarchief. Hopelijk kunnen we tzt ook de resultaten van hun werk digitaal ontsluiten. Meer historische informatie over de Stellingwerven kan worden gevonden op de website van de historische vereniging Weststellingwerf.

Dorpsnaam

Oude bos pad?

Hoewel het op het eerste gezicht heel eenvoudig lijkt de herkomst van de naam Oldeholtpade te verklaren, blijkt de praktijk het tegendeel te bewijzen. Met het simpele “oude bos pad” kan de zaak beslist niet worden afgedaan.

Wij moeten ver in de geschiedenis terug wanneer we in een oorkonde uit 1204 voor de eerste maal de naam “Holenpathe” aantreffen waarmee het latere Oldeholtpade wordt bedoeld. De “t” ontbreekt en van “pade” is nog geen sprake. In een latere oorkonde uit 1320 is dat ook nog niet het geval, wanneer daar “Oldeholpat” staat geschreven. Drs. Philomène Bloemhoff-de Bruyn geeft in deel 1 van de “Veldnaemen van Stellingwarf” als verklaring dat het kan zijn dat de “t” er door ‘kopiisten’ in latere tijden aan toe is gevoegd, wellicht onder invloed van de namen die eindigen op “holtwolde”. De vervorming van “pathe” naar “pade” zou zich op dezelfde wijze laten verklaren. In het door J. Naarding samengestelde overzicht “Stellingwerver toponiemen” wordt gesteld dat met “Holenpathe” eigenlijk bedoeld zal zijn om juist dat “hole path” (en beslist geen andere) aan te geven. Hetgeen zou moeten worden uitgelegd als “het pad door de laagte”. B.J. Dekker schrijft in zijn publikatie “Oost Nederlandse familienamen” over het oude Germaanse woord “pathe”, waarmee moeras of laag drassig land wordt aangeduid. In Engeland waar veel Saksen tijdens de Grote Volksverhuizing (350-600 jaar na Christus) zijn neergestreken ligt het dorp Padform. In een akte uit 939 wordt dit beschreven als Pathford, hetgeen zoveel wil zeggen als: voogde, doorwaadbare plaats in het moeras. Op grond van al deze gegevens mag een voorzichtige conclusie worden getrokken en wel dat de naamsverklaring van Oldeholtpade niet in het bos maar in het moeras moet worden gezocht of zoals drs. P.N. Noomen dat in de Prekadastrale Atlas van Weststellingwerf zo treffend heeft samengevat:

De veronderstelling ligt dus voor de hand dat dergelijke namen niet op de zandrug zijn ontstaan, maar uit het rivierdal zijn meegenomen

Eigenlijk zo vreemd nog niet omdat nimmer moet worden vergeten dat eens grote delen van het dorpsgebied door een uitgestrekt moeras waren bedekt met daartussen slechts een verhoudingsgewijs betrekkelijk smalle hoger gelegen zandrug. En dan is het ook zeker dat het gebied tussen de huidige Stellingenweg en de Linde in het verleden regelmatig te kampen had met langdurige overstromingen. Hoewel een sluitende verklaring van de naam eigenlijk nog niet voorhanden ligt, lijkt het zeker geen gemakzucht te zijn wanneer de autochtone bevolking spreekt van : “Hooltpae” of “Oolpae” in plaats van “Hooltpade” wat wel zeker is, is dat zo rond het begin van de 14e eeuw het “Oude of Olde” aan de oude naam werd toegevoegd toen vanuit Holtpade het nieuwe dorp “Nieholtpad” (Nijeholtpade) werd gesticht.

Een blik in het verleden

‘de tegenwoordige staat’

Wat is er nu mooier om iets te zeggen over het verleden van het dorp dan met het citeren van iemand die met eigen ogen moet hebben gezien hoe het dorp er ruim 200 jaar geleden bij lag. De schrijver van het in 1788 verschenen derde deel van de reeks “Tegenwoordige staat van Friesland” gaf de volgende beschrijving van Oldeholtpade:

Oldeholtpade, ten westen van Nijeholtpade, komt daar mede ten aanzien van grond, landerijen, geboomte en bosschagie overeen, en heeft eene kerk met een spitsen toren, doch hooger en zwaarder dan die van Nijeholtpade en voorzien met twee klokken, een slagwerk en de noodige wijzerplaaten Ook heeft deeze tooren op de hoogte van ‘t muurwerk, daar het spits, dat evenals de Kerk met Leyen gedekt is, een aanvang neemt, een fraaien omgang, van welken men zo aangenaam een gezigt over de velden, bosschen, bouwlanden, enz. heeft, als waarschijnlijk nergens in Friesland is. In t’Noorden loopen de landerijen tot aan de Scheen, of scheiding van Ter Idzerd, zijnde aldaar alle bouwlanden: daarentegen strekken zich dezelve Zuidwaarts uit tot aan de Linde, en zijn tot aan de Buitenweg bouw- en vervolgens meest weid- en hooilanden. In ‘t Zuiden deezes Dorps, niet verre van den Buitenweg, op een heuvelachtigen grond staat een Korenmolen; doch de Kerkbuurt en boerewooningen staan alle aan de Binnenweg uit welken verscheidene lanen naar de Buitenweg loopen, en van daar eene naar den Molen. Tot dit Dorp, behoren 43 stemmen.

Verder schrijft de heer van der Aa in 1846 in zijn “Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden”:

Oldeholtpade ligt tusschen bouwlanden , in een schoon boschrijk oord, waarvan waarschijnlijk zijn naam afgeleid is. Men telt er 80 huizen en 410 inwoners, die meest hun bestaan vinden in den landbouw en den veeteelt. In het noorden loopen de landerijen, zijnde bouwlanden, weilanden en bosschen, tot aan de scheen of scheiding van Ter-Idsert. Daarentegen strekken zij zich zuidwaarts uit tot aan de Linde, en zijn tot aan den Buitenweg bouw- en weilanden en vervolgens meest wei- en hooilanden en heideveld, dat gebruikt wordt om heischalen voor de stallen te steken en tot zoden om te branden.

Afwisselend landschap

en veel herinneringen

Oorspronkelijk werd het landschappelijk aanzicht van Oldeholtpade bepaald door uitgestrekte hakhoutbossen, ruige heidevelden met kuilen, hoogten en zandverstuivingen, plaatselijk doorsneden door uitgereden, uitgestorven en uitgelopen zandwegen en paden en moerassige laaglanden, die voor een deel van het jaar onder water stonden.

Nu vinden we daar slechts op een enkele plaats wat restanten van terug. De hakhoutbosjes overal verspreidt in het buitengebied zijn daarbij wel het meest in het oog springend. Zij herinneren nog aan de plekken waar zich eens de Helomabossen, Scheenebossen, Kerkebossen, de bossen van het landgoed Koningsbergen en het omvangrijke Docterbos bevonden. Van het Hussebos dat eens tussen de Hoofdweg en de Stellingenweg ten zuiden van de Kerkbuurt was gelegen, is geen enkel spoor meer terug te vinden. Op een enkele plaats geven de karakteristieke houtwallen de contouren aan waar eens het bos was. Een sprekend voorbeeld daarvan is het Baarda’s bos tegen de westgrens van het dorp tussen de Stellingenweg en het natuurreservaat “De Lendevallei”. Om nog wat van de natuurlijke heidevelden terug te vinden, is vrijwel een onmogelijke zaak geworden. In de volksmond zijn het de heide van Schulting, de Karkeheide (ook “Sparrebos” genoemd) en de heidehoogte die de herinnering staande houden. Maar ook deze veldnamen raken steeds verder op de achtergrond. Zo lag de “heide van Schulting” achter het huidige evenemententerrein en de “Heidehoogte” in de “Wester-Vikkerije” halverwege de Stellingenweg en de Linde. De vanaf de Stellingenweg achter de boerderij van Klaas Kraan zichtbare zandheuvel met de bomen erop, is alles wat daarvan nog over is. Op de “Karkeheide” bevindt zich sedert 1965 de nieuwe begraafplaats aan de Vinkegavaartweg. Zandverstuivingen waren er op “Klein Zwitserland” en rond Koningsbergen. “Klein Zwitserland” vinden we ten westen van de Molenlaan. Jarenlang heeft de jeugd zich hier in het begin van de jaren ’50 vermaakt op de door hen zelf met veel zorg aangelegde fietscrossbaan. De lage landen lagen uiteraard in het dal van de Linde. Op oude kaarten worden deze aangegeven als natte heide en natte hooilanden. Van dit karakteristieke landschap is helaas door onze voorouders niets aan ons nagelaten. De typische hooilanden met de Dotterbloemen en de Ratelaars zijn verdwenen evenals de natte moerasachtige heidevelden. Daarvoor in de plaats kwamen voor een deel de petgaten en de zethagen, eens ontstaan door het maken van turf. De veenarbeiders waren hier actief van de tweede helft van de 18e eeuw tot het begin van de 20e eeuw. Zeker mogen in dit opzicht de karakteristieke houtwallen niet ontbreken. Op veel plaatsen in het dorpsgebied worden de kavelgrenzen erdoor gemarkeerd. Als door de mens opgeworpen aarden wallen dienden ze vanouds als eigendomsgrensscheiding en tot beschutting en kering van wild en vee. De beplanting die erop werd aangetroffen bestaat vooral uit eik met daarnaast ook berk, lijsterbes, soms meidoorn, sleedoorn, hazelaar en hulst. Veranderingen in het landschap hebben plaatsgevonden door de uitvoering van de ruilverkaveling “Midden Tjonger” gedurende de jaren 1972-1994. Zoals bij iedere ruilverkaveling verdwenen oude elementen en kwamen er nieuwe voor in de plaats. In landschappelijk opzicht is het meest opvallende wellicht de niet geringe uitbreiding van het bosareaal en de bouw van twee boerderijen aan de rand van het Lindedal in de jaren 1984-1985.

Afwisselend landschap

de Linde

De Linde is helaas niet meer wat hij vroeger geweest is. Eens was het een grillig kronkelend riviertje met verraderlijke draaikolken en ondiepten. Ten behoeve van een betere waterafvoer werd dit langs de zuidgrens van Oldeholtpade stromende riviertje in 1924 gekanaliseerd (zie Kontermansbrug). Slechts op enkele plaatsen is het oorspronkelijke beloop bewaard gebleven. Zoals in het natuurreservaat “De Lindevallei” waar nog een aantal gave meanders zijn gelegen. Jammer genoeg zijn deze ten prooi aan de verlanding gevallen. Ze blijven echter een zeer waardevolle herinnering bieden aan de toestand zoals die eens geweest is. In de in het kader van de uitwerking van het ROM-project Zuid-Oost Friesland heeft de Gebiedscommissie Beekdal Linde in haar Gebiedsvisie het plan gepresenteerd om de Linde tussen de Noordwoldervaart en de rijksweg A32 weer de laten meanderen. Inmiddels heeft dit deels zijn beslag gekregen tijdens de uitvoering van de ruilverkaveling “Beekdal Linde”. De oorsprong van de Linde ligt in het buurtschap Tronde ten zuiden van Makkinga. Bodemkundig onderzoek heeft aan het licht gebracht dat deze rivier ooit met water werd gevoed dat voor een groot deel afkomstig was uit het hoogveengebied dat in de omgeving van Oosterwolde en Fochtelo heeft gelegen. Het is hetzelfde gebied waar de bovenloop van de Tjonger te vinden is. Bewust is niet gesproken van de bron van de Linde. Deze is er namelijk nooit geweest. Ontstaan als een woeststromende gletsjerrivier aan het eind van de derde ijstijd (circa 100.000 jaar geleden), was de Linde, toen al het ijs gesmolten was, aangewezen op het water dat uit het stroomgebied daar naar toe sijpelde. Dit had tot gevolg dat de Linde de diepste plekken ging zoeken om de in verhouding geringe hoeveelheid water af te kunnen voeren. De vele bochten, die zo kenmerkend waren voor dit riviertje zijn daarbij ontstaan. Het was zo dat de Linde ten oosten van de Kontermans gedurende de zomermaanden, in vroegere jaren, vaak droog lag. In deze toestand kwam verandering toen rond het midden van de 17e eeuw, de meergenoemde sluis bij Kontermans werd gebouwd. Vooral bij storm was te merken dat de Linde onder invloed van eb en vloed stond. Het zeewater vanuit de Zuiderzee werd dan ver landinwaarts gestuwd. Ter bescherming van de aanliggende landerijen waren er reeds ver voor het begin van de 16e eeuw aan weerszijden dijken aanwezig. Het vermoeden bestaat dat deze dijken daar reeds rond 1400 werden aangelegd. De langs de noordoever van de Linde aangebrachte dijk strekte zich zelfs vanaf Schoterzijl uit tot achter Oldeholtpade. Herhaalde malen in de geschiedenis is gebleken dat noch de zeedijken va de Zuiderzee noch de Lindedijken bestand waren tegen het stormgeweld. Zo werden o.a. in 1701, 1775, 1776 en 1825 grote gedeelten van genoemde dijken weggeslagen. Dit had telkenmale tot gevolg dat uitgestrekte gebieden in het westen van de gemeente onder het zoute zeewater kwamen te staan. Tijdens de stormvloeden van 1776 en 1825 werd het water zo hoog opgestuwd dat zelfs een deel van de landerijen achter Oldeholtpade een paar decimeter onder het zeewater kwam te staan. Teneinde een mogelijke herhaling van dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen, werd er achter Oldetrijne dwars door het dal van de Linde een nieuwe dijk aangelegd in 1827. Op de plaats waar deze dijk de Linde kruist werd een keersluis aangebracht (‘t Sas van de Linde). Tegelijkertijd met het aanbrengen van deze voorzieningen had de achter Oldeholtpade gelegen Lindedijk een deel van zijn functie verloren. Immers bij hoog water werd de keersluis gesloten en kon het zeewater niet verder stroomopwaarts komen. Geheel nutteloos was de dijk niet geworden want gedurende de winterseizoenen steeg het water veelal zo hoog dat vrijwel alle onbedijkte laaggelegen hooilanden onder water kwamen te staan. In deze toestand is in 1966 verandering gekomen toen het J.L.Hooglandgemaal bij Stavoren in werking werd gesteld en de Linde rechtstreeks met de Friese Boezem in verbinding werd gebracht. De eerste tekenen van de definitieve afsluiting van de Linde van de Zuiderzee begonnen zich in 1843 af te tekenen. In dat jaar werd namelijk overgegaan tot de bouw van een keersluis nabij Kuinre. Deze sluis welke alleen bij extreem hoge waterstand werd gesloten, werd enige jaren later door een Schutsluis vervangen. Toen in 1941 de Noordoostpolder werd drooggelegd verloor de Linde voorgoed de verbinding met het buitenwater.

Afwisselend landschap

de Scheene en Wandelbos

De Scheene werd gegraven, toen daar in de Middeleeuwen in de bossen de grens tussen onder meer de dorpen Oldeholtpade en Ter Idzard moest worden aangemerkt. In oude belastingboeken (1542) wordt de Scheene dan ook vrij algemeen als de “Landtscheydinghe” aangegeven. De eigenlijke Scheene is te volgen vanaf de grens van Nijeholtpade met Oldeberkoop tot aan de Lindedijk achter Spanga. Achter Oldeholtpade is de Scheene niet meer dan een sloot maar in de “westhoek” een waterloop van zo’n 10 meter breedte met aan weerszijden het unieke natuurreservaat “De Rottige Meenthe”.

De Scheenebossen

De eigenlijke Scheenebossen strekten zich ooit ter weerszijden van de Scheene uit van Nijeholtpade tot voorbij Sonnega. In het kader van de ruilverkaveling ‘Midden Tjonger’ kreeg een deel van het Scheenegebied het oude aanzien weer terug.

De Wandelbos

Aan de oostkant van het dorp ligt het grootste bosgebied dat Oldeholtpade rijk is. In de volksmond spreekt men van “De Wandelbos”. Met recht want sinds jaar en dag is dit de enige plaats waar je, als je dat wilt, echt uitgebreid in het bos kunt wandelen. Het Wandelbos bestaat uit een aantal aaneengesloten hakhoutbosjes. Het zijn de restanten van het bosgebied dat voordat ds. Hofstee met zijn ontginningsactiviteiten begon, een groot deel van de zogenaamde pastoriegoederen bedekte. Door De Wandelbos liep indertijd van de oude Bovenweg – beginnende naast de woning Stellingenweg 17 en eindigende bij de “Hoeke van de Dominee” – een openbaar wandelpad. In het Notulen en verslagenboek van Vereniging voor Plaatselijk Belang wordt in 1919 gesproken over de aanleg en het doorkappen van een wandelpad door de Vikkerije. Wellicht is dit het genoemde pad geweest. Het wandelpad verloor de openbare status op 22 februari 1992 toen de Akte van Toedeling van de ruilverkaveling “Midden Tjonger” ten overstaan van notaris Mr G.K. Schipmölder in het openbaar werd gepasseerd. In 1924 werd in De Wandelbos de openbare begraafplaats aangelegd. En in gebruik genomen. Deze kwam in de plaats van het kerkhof rond de kerk toen daar geen begraafmogelijkheden meer waren. Sedert 1828 hadden hier alle ter aardebestellingen plaats gevonden, toen het niet meer toegestaan was om in de kerk te begraven. Naast een aantal opmerkelijke familiegraven kent de begraafplaats twee bijzondere bomen. Nabij de ingang de fraai gevormde ernstig beschadigde Lindeboom en verder de imposante Treurbeuk. Jammer is dat deze boom in de tachtiger jaren door onvakkundig snoeien werd vernield. Vermeldenswaard is zeker dat het toegangshek in 1924 werd gemaakt door de plaatselijke smid, Wessel de Vries. Aan het eind van de oprijlaan naar de begraafplaats was een rondrijmogelijkheid voor de lijkwagen gemaakt. Een enkele rodondendron herinnert nu nog slechts aan het plantsoentje dat moest worden gerond. In het begin van de jaren ’60 moest opnieuw aan uitbreiding van de begraafplaats worden gedacht. De ligging in het waterwingebied, thans grondwaterbeschermings-gebied genoemd, van het Pompstation Oldeholtpade, stond het uitbreiden van de bestaande begraafplaats ter plaatse in de weg. Reden waarom uitgeweken werd naar de Sparrebos aan de Vinkegavaartweg. De nieuwe begraafplaats kwam daar in 1964 gereed. Karakteristiek voor De Wandelbos zijn zeker de vele Hulstbomen die er groeien. Vooral in de omgeving van “Hoeve de Huls” komen ze in grote getale voor. In de vijftiger jaren was de opgroeiende jeugd van Oldeholtpade hier vaak te vinden. Het kerven van initialen, dikwijls in de vorm van liefdesverklaringen, in de zachte bast van de hulstbomen was daarbij een geliefde bezigheid. Dat dit na ruim vijftig jaar nog het geval kan zijn, kan worden toegeschreven aan de in deze streken geldende ongeschreven Wet, dat Hulstbomen niet gekapt mogen worden. Dan staat in De Wandebos nog de Eikeboom die in 1909 geplant schijnt te zijn ter ere van de geboorte van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana. De Julianaboom kan men midden in het pad vinden dat tegenover de weg naar het pompstation begint. Daar waar het pad uit elkaar wijkt, is de plaats die men zoekt.

Afwisselend landschap

Koningsbergen en Kontermansbrug

Koningsbergen

Wanneer men wil weten waar Koningsbergen of Keuningsbargen is gelegen binnen de grenzen van Oldeholtpade dan wordt men als het goed is verwezen naar het gebied dat ligt ten zuiden van de Stellingenweg en ten oosten van de Vinkegavaartweg. Voor de herkomst van de naam “Koningsbergen” is nog geen verklaring gevonden. In een in 1805 uitgegeven Leeuwarder Courant lazen wij het bericht dat op 3 juni van dat jaar het landhuis “Koningsbergen” met bijbehorende bossen te koop werd aangeboden. Het complex werd op 15 oktober 1805 aangekocht voor een bedrag van 1150 goudguldens door het echtpaar Roelof Sjoerts Hofstee en Popkjen Pieters. In de koopakte wordt het gekochte omschreven als “een zeer aangenaam verblijf, Koningsbergen genaamd”. De kaart van Eekhoff (1850) geeft aan dat dit landhuis eens moet hebben gestaan aan en ten westen van de eens zo belangrijke verbindingsweg tussen het oude Friesland en Drente, op circa 350 m. van de Stellingenweg. Er wordt wel eens beweerd dat hier op Koningsbergen in vroegere dagen een soort stins moet hebben gestaan. Te vergelijken met de Stins van Ter Idzard. Dit “voorname huis” zou volgens overlevering op de plaats van het landhuis hebben gestaan totdat het door brand werd verwoest. In verband hiermee is het waarschijnlijk interessant te weten dat het onderschrift van één van de vele door de bekende Amsterdamse tekenaar Jacobus Stellingwerf gemaakte tekening luidt: “Het huis Lieuwenburg onder Oldeholtpade in de grietenij van Stellingwerf Westende, behorende den Heere Augustinus Lycklama à Nijeholt 1723” Geschiedkundigen veronderstellen echter dat in plaats van Oldeholtpade, Nijeholtpade moet worden gelezen en dat met “Lieuwenburg”, “Leemburg” werd bedoeld, de stins die ooit aan de Vriesburgerweg in Nijeholtpade heeft gestaan en die in 1723 eveneens toebehoorde aan “den out Grietman Augustinus Lycklama à Nijeholt”. Uit het Floreencohier van Oldeholtpade blijkt evenwel dat dezelfde Augustinus, toen nog Grietman van Opsterland, in 1700 te boek staat als de halve eigenaar van “eene Zaate Lants, streckende de Schene tot de Linde”. Nu wil het geval dat het huis “Koningsbergen” binnen de kavelgrens van deze sate was gelegen. Het zal toch niet zo zijn dat de veronderstelling van de geschiedkundigen door de jaren heen niet juist is geweest en dat huize Lieuwenburg wel degelijk in Oldeholtpade heeft gestaan. Opgravingen zouden mogelijk een oplossing kunnen bieden, helaas is in het begin van de jaren ’60 het gehele gebied rond het voormalige landhuis afgegraven. Alle sporen zijn daardoor naar alle waarschijnlijkheid weggewist. Wellicht zal nooit aan het licht komen of bovenstaande veronderstelling op waarheid berust. Van Augustinus Lycklama à Nijeholt kan nog worden verteld dat hij in 1670 werd geboren als zoon van de toenmalige grietman van Ooststellingwerf, Lubbert Piers Lycklama à Nijeholt. Hij overleed op 22 juni 1744 te Beets. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in het familiegraf aldaar. Een imposante steen siert daar zijn laatste rustplaats. Dat er op Koningsbergen tegenstellingen bestonden komt misschien wel het duidelijkst naar voren uit het feit dat er daar tot in het begin van de 20e eeuw nog holbewoners woonachtig waren. De gebroeders Velt mogen wat dat betreft de laatsten worden genoemd. Eén van deze broers stond bekend als dichter van menig “schoon spotlied”. Door de kinderen werden die op zeurderige wijs aangeheven bij het naar school gaan. De eenvoudige grafsteen van Marinus Velt onder de karakteristieke beukeboom op de oude begraafplaats in De Wandelbos houdt de herinnering aan deze typische dorpsfiguren in stand. Wanneer over Koningsbergen wordt gesproken mag zeker niet onvermeld blijven dat tot op de dag van vandaag het verhaal de ronde doet dat hier een veldslag tussen de Frieze legers en die van de Romeinen zou hebben plaatsgevonden in het jaar 28 na Chr. Helaas is er tot nu toe geen enkele aanwijzing waaruit ook maar op enigerlei wijze mag of kan worden afgeleid dat hier de wapens inderdaad hebben gekletterd.

Kontermansbrug

De verbinding over de Linde In de Vinkegavaartweg staat bekend als de Kontermansbrug. Reeds eeuwen lang maken de mensen uit de omgeving gebruik van deze overgang. Op de kaart van Schotanus uit 1718 komen wij op deze plaats de aanduiding “Hille” en “Lindeverlaat” tegen. Uit deze namen vallen twee dingen af te leiden en wel dat er een eenvoudige brug was en een sluis. Wanneer we een vijftig jaar verder terug gaan in de geschiedenis dan zien we dat in 1642 door de Provinciale Staten van Friesland o.a. aan een zekere Thomas van Stakenbroeck, Luitenant Generaal der Verenigde Nederlanden, vergunning wordt verleend voor het bouwen van een vijftal sluizen. Het Lindeverlaat was daar één van. Deze werkzaamheden hielden verband met het graven van de Noordwoldervaart. Op de kaart van Eekhoff uit 1850 staan de namen “Draai het Hille” en “Kontermansverlaat” aangegeven. Weer twee opmerkelijke zaken. In de eerste plaats dat de brug over de sluis een draaibrug is en in de tweede plaats de naam Kontermans. De naam houdt zeker verband met de legendarische Jan Harmen Kontermans die daar rond het midden van de 18e eeuw als “schutmeester” werkzaam was. Gevoeglijk mag worden aangenomen dat de eerste turfschepen in deze sluis rond 1650 konden worden geschut. Het was een heel simpele sluis, het best te vergelijken met een stuk van de Linde dat over een lengte van ongeveer 25 m. aan weerszijden was afgesloten door een stel deuren. Het einde van de sluis kondigde zich in 1924 aan toen in het kader van de kanalisatie van de Linde even voorbij de Noordwoldervaart een nieuwe schutsluis gebouwd werd. Of de Kontermanssluis van toen nog, dezelfde sluis was als die welke daar in de 17e eeuw werd aangelegd, valt te betwijfelen. Bij de bouw van een nieuwe brug over de sluis in 1909 had men namelijk “veel onzichtbare paalwerken aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van een vroegere sluis”. Deze nieuwe vaste brug die de naam Kontermansbrug kreeg toegemeten werd gebouwd over het westelijk sluishoofd, dit in tegenstelling tot de oude draaibrug die zich boven de oostelijke sluisdeuren bevond. Met de bouw van deze brug schreven de waterstaatstechneuten van de provincie Friesland uit die tijd historie. Het was de eerste betonbrug met een overspanning van 10 m. die ooit in de provincie was gebouwd. De brug die nu de oevers van de Linde verbind werd in 1970 aan de westzijde van de oude Kontermansbrug neergelegd.

Straatnamen

aanwijzingen

In de straatnamen van een dorp vind je meestal ook veel terug van de historie. Het is dus zeker de moeite waard om de straten van Oldeholtpade eens nader te bekijken.

Monumenten

Wilfred Berry monument

Het Wilfred Berry Monument is opgericht op 28 september 1945 naar aanleiding van de gebeurtenissen die hier op 12 april 1945 hebben plaatsgevonden. In de loop van die middag kreeg een eskadron pantserwagens van de Canadian Dragoons, dat gelegerd was in Oldeberkoop, opdracht om zo snel mogelijk de Mildamster brug in te nemen. De Duitsers hadden namelijk de bruggen bij Oudeschoot en ten noorden van Oldeberkoop opgeblazen. Het eskadron van circa 40 Staghouders en Humber pantserwagens trok vanuit Oldeberkoop, via Nijeholtpade naar Oldeholtpade. In Oldeholtpade had men via de Hamersweg richting Ter Idzard moeten rijden, maar ze vergisten zich en reden recht door, richting Wolvega. Bij het Scheenebospad kregen ze in de gaten dat er bij Franckena State (waar nu het viaduct is) Duitsers in stelling lagen. Ze stopten, keerden onmiddelijk terug en reden alsnog de Hamersweg in, inmiddels achtervolgd door enkele Duitsers op de fiets die elk een pantservuist bij zich hadden. De Duitsers stopten bij de boerderij van Haite de Vries en gingen daar opnieuw in stelling temeer omdat er al eerder in de ‘Stinkleane’ een legervoertuig van hen met pech was achtergelaten. Nadat de grote colonne via de Hamersweg richting Mildam was vertrokken, volgden er na een kwartier onverwacht nog een drietal Staghounds, met chauffeur Wilfred Berry voorop. Ze maakten helaas dezelfde fout als hun collega’s eerder en reden bij de Hamersweg rechtdoor. Enkele seconden later werden ze onder vuur genomen door de Duitsers bij Haite de Vries. De eerste pantservuist miste doel, maar de tweede raakte het voertuig van Wilfred Berry. Hij raakte de controle over het stuur kwijt en belandde in de sloot. Wilfred raakte daarbij zwaar gewond, zijn twee kameraden wisten onder dekking van het boordgeschut van de twee andere Staghounds te verlaten. Achterop één van deze voertuigen gingen ze terug naar de Hamersweg. Het ene voertuig vervolgde zijn weg richting Ter Idzard en het andere bracht de twee soldaten, waarvan één gewond was, terug naar Oldeberkoop. Wilfred Berry overleed enige tijd later op de plaats van het noodlottige ongeluk. Dit monument is opgericht ter nagedachtenis aan het tragische ongeluk en als blijk van dank en waardering aan onze bevrijders. Wilfred Robert George Berry liet daarvoor in ons dorp het leven. Naar een ontwerp van Piet Oosting uit Oldeholtpade werd de bestaande zuil in een monumentaler jasje gestoken. Dit werd op 4 mei 1990 onthuld. Met de Canadeze Esdoorn die daar in 1945 geplant werd, vormt het nu een indrukwekkend geheel. In 2002 is op de zuil ook nog een foto aangebracht van Wilfred Berry. Alan Edmonds, een Canadese verslaggever, schreef in 1967 een relaas over de gebeurtenissen op 12 April, 1945. Op die dag werd Oldeholtpade bevrijd door Canadese soldaten van het regiment Royal Canadian Dragoons. Henk Middelraad, een Nederlander woonachtig in Canada, heeft het relaas vertaald.

Monumenten

Eeuwsteen

Op de hoek van de Hoofdweg en de Wilfred Berrystraat staat een aanzienlijke steen. Ter ere van de overgang naar de 21e eeuw werd deze ‘millenniumsteen’ geplaatst. Tijdens de ijstijd is deze zwerfkei in Baarda’s Bos (ten zuiden van de Stellingenweg) terecht gekomen. Om deze steen van die plaats naar het centrum van ons dorp te krijgen moest er veel werk worden verzet. Henk Bos, de vice-voorzitter van Plaatselijk Belang, heeft tezamen met vele andere vrijwilligers deze taak op zich genomen. Met behulp van vele sponsoren en de beide aannemers Kemper en Delfsma is deze klus geklaard Op 31 dec 1999, tegen twaalven, mocht Alie Punter – Baarda de plaquette onthullen. Deze plaquette, gemaakt door Anton Diever, bevat de tekst: “Deze zwerfkei is een Smaland graniet, een Rode Vaxjo. Ongeveer 150.000 jaar geleden tijdens de voorlaatste ijstijd achter gebleven in Baarda’s Bos in Oldeholtpade. 1999 – 2000” En verder als wetenswaardigheid: de steen weegt 4635 Kilogram.

Monumenten

NH Kerk

De oorspronkelijke kerk, uit tufsteen opgetrokken werd gesticht in 1204. De huidige kerk, voor de hervorming gewijd aan de Heilige Stephanus, kwam gereed in 1545 en is opgetrokken uit rode baksteen. Het metselwerk boven de ramen is versierd met gele boog- en aanzetstukken. Aan de achterzijde van de kerk is te zien dat het bouwwerk een bewogen geschiedenis heeft doorgemaakt. De restauratie in de jaren 1983-85 heeft de kerk haar oude luister teruggegeven. De zware, 37 meter hoge toren werd gebouwd in 1608 van kleine gele steentjes, z.g. Friese geeltjes. In 1857 werd de toren bepleisterd. Van dat pleisterwerk zijn nu, na de restauratie, nog fragmenten zichtbaar. De restauratie van de toren is in 1989 beëindigd. Aan de zuidzijde is een vierkante traptoren uitgebouwd. De gemetselde wenteltrap voert naar de trans en de ruimte met het uurwerk en de luidklok. Vanaf de trans heeft men een prachtig uitzicht over weilanden, bossen en akkers als waarschijnlijk nergens in Friesland. Oorspronkelijk waren er twee luidklokken. Deze zijn echter tijdens de oorlog door de bezetters weggeroofd. De klok die nu dienst doet is na de oorlog gegoten. Naast de 300 jaar oude preekstoel is er in de kerk een bijzonder fraai kabinetorgel. Het instrument, gebouwd in 1800 door de Amsterdamse orgelbouwer Hendrik Meyer, is afkomstig uit de Janskerk te Haarlem. Het bevindt zich sinds 1883 in Oldeholtpade. In en rond de kerk zijn nog een aantal oude grafzerken met de namen van oude bekende families. Van verschillende stenen is in de Franse tijd het wapen weggekapt. Onder de zerken neemt die van Joannes Cosvi Oltholt een bijzondere plaats in. Het wapen erop is behouden gebleven. Opmerkelijk is de tekst:

Ghy lezer, die hier komt verbeyden Bedenk des levens korte scheyden Ghy ziet het aan dit lykgesteent, Daaronder rust nu mijn gebeent. Hij is geweest en komt niet weer De ziel berust nu bij de Heer. Omhoog, belacht dit jammerdal En saam wat storm verduren zal